Op de foto's met een icoon in de bovenhoek kan geklikt worden voor een vergrote uitgave.
Het mocht dan slecht gaan met de huismus (Passer domesticus) in Zoetermeer, bij ons was er aan
mussen geen gebrek. We hadden wel de ideale tuin, veel struiken, klimplanten, dakpannen waar ze onder kunnen nestelen, maar vooral, veel voer.
Het hele jaar door kregen ze te eten, wanneer het strooivoer in de zomer minder gemakkelijk te krijgen was gaf ik ze tortelduiven-voer.
Terwijl een deel zat te eten, zat de rest er boven verstopt in de kamperfoelie.
Ondertussen druk gesprekken voerend, zo jammer dat ik niet kon verstaan waar ze het over hadden. Soms werd het ineens stil, dan begon er ééntje, dan nog één, en al snel zat de hele meute weer te tjilpen. Jammer dat ik er nooit een geluidsopname van gemaakt heb.
Het vrolijke getjilp is iets wat ik erg mis sinds we naar Ugchelen verhuisd zijn. Overal in de wijk hoor ik ze, maar nauwelijks bij ons. Wanneer ik er vier zie is het veel. Toch hebben we een coniferenhaag, bomen, struiken, voer. Toen we het dak van ons huis lieten vervangen hebben we speciaal rekening gehouden met nestmogelijkheden door het aanbrengen van een zgn. vogelvide.
Dit is een platte nestkast van kunststof die over de gehele breedte van het dak onder de onderste rij pannen kan worden aangebracht.
Aan de garage hangt een nestkastje, nog over van de vorige bewoners, gelukkig wordt dat nog steeds gebruikt.
Mussen zijn standvogels, ze blijven het hele jaar in dezelfde omgeving. Man en vrouw zijn duidelijk te onderscheiden, het vrouwtje is vrij egaal van kleur, het mannetje heeft zwart op keel en borst en rond de ogen, bruin aan de zijkant van het hoofd en grijs petje.
Hieronder van links naar rechts een vrouwtje, een mannetje en een jong wat naar buiten kijkt uit het nestkastje.
De huismus kan verward worden met de heggenmus, kleuren van rug en vleugels zijn vergelijkbaar, maar de heggenmus heeft een donkergrijs hoofd en hals en een spitsere snavel. Ook de ringmus is te verwarren met een huismus maar heeft een bruine pet, zwarte wangvlek en witte halsband. Ringmussen en huismussen schijnen nooit samen voor te komen, van een ringmus heb ik geen foto.
Een vrouwtjes mus kan ook, vooral waneer je ze van voren ziet, lijken op een vrouwtjes vink. De vink heeft echter opvallende witte vleugelstrepen, rug en vleugels zijn duidelijk anders.
Het tortelduiven voer trekt zoals verwacht ook tortelduiven. Het aantal daarvan wordt op natuurlijke wijze in stand gehouden, daarover later meer.
Het probleem was meer dat ze vreemde trekjes begonnen te krijgen, ze werden te brutaal, zelfs agressief tegen de mussen.
Nadat ik een keer gezien had hoe een duif een mus in z'n nek pakte en wegslingerde, was de maat vol. Tijd voor maatregelen.
Van een gazen panel hebben we een kooi gemaakt die precies op de voedertafel past, met een mandje als deksel.
De mussen en zelfs de spreeuwen kunnen er door, de duiven niet. Ze kunnen nog net bij het voer langs de rand, maar de vogels binnen kunnen ongestoord eten. Het duurde wel even voor ze durfden, het wachten is
altijd op een brutaaltje, dan volgt de rest al snel. Ze houden niet van veranderingen, toen we de plank zelf een keer vervingen duurde het weer dagen voor ze er op durfden.
In Ugchelen bleek het gaas een averechtse uitwerking te hebben, de vogels die op de rand zaten waren daar juist een makkelijke prooi voor de buurtkat. Dus gaas er af, en de plank op 1.80 meter hoogte.
Ook hebben we bijzondere mussen, zoals de 'kruisbek'-mus. Deze heeft (of hebben, het zijn er meer) een vergroeide snavel.
De vogels op deze foto's hebben duidelijk verschillende snavels.
Hoelang ze het volhouden zo weet ik niet, het eten moet toch op een
bepaald moment problemen gaan geven.
Of Kneus, de mus met de opstaande vleugel.
Deze mus heeft ooit een aanval van deze of gene overleefd, maar kwam zwaar gehavend uit de strijd.
Staart weg, plukkerige veren en één vleugel stond recht overeind.
Vliegen kon hij niet meer, maar hoppen wel, hij hopte zo van de grond langs de kamperfoelie omhoog naar de pergola.
Dus de voedertafel er tegenaan geschoven zodat hij eten kon. Na een aantal dagen zag ik hem wat fladderen, en na een week haalde hij het al naar een boomtak. Het was wel sneu als al z'n soortgenoten op stap gingen, hij bleef dan eenzaam achter. Maar had wel eerste keus bij het eten dan. Nu vliegt hij als de beste, al staat die ene vleugel nog wat vreemd.