Klik op een foto om te vergroten/weer verkleinen.
Behalve de merels nog meer leden van de lijsterfamilie: De zanglijster. Het verschil tussen hem en haar is niet te zien. De zanglijster is iets kleiner dan een merel, 23 cm. Ze doen ook hun naam eer aan , de luide zang is duidelijk te herkennen.
Regelmatig zat er een paartje in de Zoetermeerse tuin, ze zijn ook net zo gek op rozijnen als de merel, en houden daarom de achterdeur, of mij, goed in de gaten. Helaas doet de huismerel z'n uiterste best ze weg te jagen, ze zitten meestal ergens verscholen hun kans af te wachten. Naar binnen turen, kijken of er iemand is die rozijnen zou kunnen strooien, ze gedragen zich verder net zoals de merels.
Hun normale voedsel bestaat uit slakken, wormen, insecten. Ze hebben vaak een vaste plek om de slakkenhuisjes stuk te slaan.
Hun nest maken ze laag in dichtbegroeide struik of boom, het wordt gemaakt van takjes, klei en mos. Ze kunnen drie legsels per jaar hebben, dit bestaat uit zo'n 3 tot 6 lichtblauwe eieren. De jongen worden na het uitvliegen nog ongeveer twee weken door de ouders gevoerd.
Geluidsfragment uit de tuin:
Een bijzondere gast die plotseling een keer opdook: de kramsvogel.
Familie van de merel, en zo gedroeg hij zich ook. Eén bepaald gedeelte van de tuin had hij zichzelf toegeëigend, en iedereen die in de buurt kwam werd driftig weggejaagd. Daarbuiten kon iedereen verder ongestoord komen eten, maar o wee wanneer ze de onzichtbare grens overstaken. Op hoge poten rende hij erop af, en zelfs de huismerel moest met ontzag
het veld ruimen.
Hij behoort dus tot de familie van de lijsters, wat ook wel een beetje te zien is. De lengte bedraagt zo'n 22 tot 27 cm.
Er zijn geen uiterlijke verschillen tussen man en vrouw. Gek op appels was ie, ze waren niet aan te slepen. Hij bleef tot de dooi inviel. Kramsvogels komen hier in het najaar vanuit Scandinavië en brengen hun tijd dan meestal in groepen door in open terrein en gaan op zoek naar bessen en ander fruit.
Een eigen fotopagina voor de kramsvogel staat hier.
In de hulst van de buren zag ik ze, koperwieken, een heel stel vloog af en aan. Koperwieken horen tot de lijsters, opvallend is de lichte wenkbrauwstreep en de koperkleur net onder de vleugels. In de herfst komen ze met grote aantallen vanuit Scandinavië deze kant op om hier te overwinteren of op doortrek verder naar het zuiden. Broeden doen ze in Scandinavië, met twee legsels van vier tot zes eieren. Het zijn bewoners van naaldbossen en ze zijn gek op bessen van hulst, duindoorn of lijsterbes. Bij ons kwamen ze op de sierappeltjes af nadat de hulstbessen bij de buren op waren. Verder eten ze ook wormen, insecten en slakken.
Ongeveer even groot als een koolmees is de roodborst. Wanneer je op de foto's kijkt lijken de pootjes wel veel dunner.... Hij behoort ook tot de lijsterfamilie en is even strijdlustig als neef merel.
De roodborsten die we hier in de winter zien komen uit het noorden, onze zomer-roodborsten trekken dan verder zuidelijk. Het zijn dus felle vogeltjes, ze leven solitair en verjagen alles wat een beetje een rode borst heeft. Pas tegen de paartijd toleren ze soortgenoten van het andere geslacht.
De jongen hebben wijselijk nog geen rode borst.
Vogels zingen om hun territoreum te verdedigen, roodborsten zijn zo fanatiek dat ook het vrouwtje zingt, en ze zingen ook 's winters.
Het nest bevat 5 tot 7 eieren, ze hebben twee legsels per jaar.
Het is een insecteneter, maar ze zijn ook gek op havermout. Ik heb ze ook rond de vetbol zien fladderen, maar ze zitten blijkbaar niet op vetbolkorfjes. Dat probleem heb ik opgelost door er een plastic schotel onder te hangen waar ze op de rand kunnen zitten, dat was gelijk een succes.
Voor meer roodborst foto's klik hier, onderstaand een audiofragment uit eigen tuin:
De pimpelmees, het hele jaar door zijn ze wel in de tuin te vinden, die vogeltjes met hun blauwe petjes.
De pimpelmees is met 12 cm iets kleiner dan de koolmees. Voor ons is het verschil tussen mannetje en vrouwtje niet te zien, of het petje van de man zou iets feller gekleurd zijn.
Voor de pimpelmezen zelf is er geen probleem, zij horen tot de groep vogels die ultraviolet licht kunnen zien, en dan valt het petje van de man behoorlijk op. Roofvogels en andere roofdieren zien deze felle kleuren niet, dus vallen ze niet extra op.
Het vrouwtje legt per broedsel een groot aantal eieren, 10 tot 12, waarvan de meeste uitkomen, maar een groot deel van de jongen haalt het volgende jaar niet. Op de foto rechts ziet de ouder er wat afgetakeld uit, het was een jaar waarin veel hongerige snaveltjes gevuld moesten worden.
Voor meer pimpelmees foto's klik hier.
Bij de iets grotere koolmees, 14 cm, is er wel zichtbaar verschil, mevrouw (foto midden) heeft een bescheiden zwarte stropdas, die van meneer (foto links) loopt verder door en wordt aan de onderkant breder.
Onze koolmezen zijn standvogels, we zien dus het hele jaar dezelfde mezen. Het nest bevat zoals bij de pimpelmees vrij veel eieren, acht tot dertien, maar ook hier is de sterftekans groot. Wel zijn ze iets beter bestand tegen een
strenge winter. Ze broeden in een door het vrouwtje gemaakt nest en maken graag gebruik van nestkastjes.
Het voedsel bestaat uit rupsen en kleine insecten, beukenootjes, en gek op pinda's zijn ze.
Voor meer koolmees foto's klik hier; hieronder het bekende koolmees geluid:
Het jaar 2019 bracht dilemma's met zich mee, ik was met macrofotografie van insecten begonnen en had daardoor een zwak gekregen voor alles wat ik gefotografeerd had, ook al bracht het beestje schade aan een geliefde plant toe. Dat was ook met de dennen het geval, ze zaten vol larven van de spinselbladwesp en die aten de naalden op, in razend tempo. Een paar boompjes in pot mochten ze hebben, maar niet die in de tuin. Ze vermoorden kon ik ook niet. De kuifmees bracht uitkomst, hij streek neer in een den, wroette vrolijk in het bladwespenspinsel rond en viste er de larfjes uit. Niet leuk voor de larven, maar het is tenminste de natuur.
De kuifmees heeft, zoals de naam al aangeeft een mooi kuifje, en is zo groot als een pimpelmees. Het is een talrijke broedvogel die in naaldbossen voorkomt. In tuinen wordt hij zelden gezien, tenzij er naaldbomen staan, aldus Wikipedia. Het voedsel bestaat uit insecten, insectenlarven en spinnen. In de herfst en winter zaden van naaldbomen. Ze nestelen in zelfgemaakte holen in zacht hout, het legsel bestaat uit vijf tot acht eieren.
Klik hier voor een fotopagina van de kuifmees, en hier staat een filmpje.
En nog een mooi maar beweeglijk vogeltje, de staartmees.
Hier zien we er af en toe één of twee, in Meijendel zitten ze in hele groepen, druk met elkaar in gesprek. Het zijn heel sociale vogeltjes, de groep blijft altijd bij elkaar en wacht op achterblijvers. Ze zien er aandoenlijk uit, kleine bolle vogeltjes met lange staart. Ze leven van insecten en rupsen, in de winter eten ze ook zaden.
Ze broeden slechts één keer per jaar, maar dan wel gelijk op 8 tot 12 eieren. Op de foto links - helaas niet zo'n goede kwaliteit maar het gaat om het idee - een jonge staartmees, het gebied rond de ogen is nog bruin en de oogring rood.
De zwarte mees, deze verscheen in Zoetermeer in de herfst een keer, bleef een paar dagen. Ze leven in de naaldbossen van vrijwel geheel Europa en ze zochten in onze tuin dus ook een dennenboompje op. In de Apeldoornse tuin was hij in het begin een algemenere verschijning, maar later niet meer.
Het lijkt op een kleine verbleekte broer van de koolmees, ze hebben de grootte van een pimpelmees.
Het voedsel bestaat uit insecten en spinnen.
Grappig is dat in Engeland de zwarte mees juist Coal Tit genoemd wordt, onze koolmees heet daar Great Tit.
Ze hebben twee legsels per jaar, met 7 tot 9 eieren.
De zwarte mees heeft een eigen fotopagina.